Image

Omdat de Marnixring als vereniging bezorgd is over maatschappelijk problemen en in zijn engagement zoekt naar thema’s waarbij de noden onvoldoende door profit- of overheidsinstanties gelenigd worden, werd door de Raad van Bestuur de vierjaarlijkse Humanitaire Olympiade in het leven geroepen. Daarmee treedt de Marnixring als grote familie naar buiten en is zichtbaar voor het maatschappelijk middenveld.

Bij de keuze van een onderwerp zijn er drie uitgangspunten belangrijk:

1) het onderwerp moet maatschappelijk relevant zijn.

2) Het onderwerp dient aan te sluiten bij onze doelstellingen rond taal en cultuur

3) Het thema is niet voldoende gedekt door de overheid of voorzieningen.

Dyslexie is zo een thema, daarom is deze vierde olympiade in het teken van dyslexie geplaatst.

 

Zaterdagmorgen 18 oktober 2014 gaven een tweehonderdtal Marnixleden present op het symposium in het auditorium Max Weber van de KU Leuven.  Rik Torfs (rector KU Leuven) diende zich te elfder ure te verontschuldigen. In zijn plaats nam Gui Celen, voorzitter van de werkgroep, de honneurs waar. Onmiddellijk daarna   volgden twee ontboezemingen van dyslectici:  Toon Cox (tolk) getuigde van het hachelijk parcours dat hij diende te doorlopen, tot het hem en zijn omgeving daagde dat hij dyslectisch was. Toon toonde zijn rapport van het derde middelbaar: 35% en op geen enkel vak geslaagd! Vandaag is hij onderzoeker aan de VUB. Een soortgelijke, maar nog aangrijpender getuigenis kwam van Siebren Six, een moedige jongeman van 13 jaar, scholier 3e jaar Wetenschappen-Wiskunde aan het Xaveriuscollege te Borgerhout.

 

Congresvoorzitter prof. Ghesquière, directeur van de doctoraatschool Humane Wetenschappen KU Leuven, omschreef dan het begrip dyslexie. Dyslexie is een leerstoornis bij het leren lezen en/of spellen.  Tot voor kort werd dyslexie gedefinieerd vanuit een discrepantiecriterium: een hoogbegaafd persoon die een leesniveau heeft van het derde studiejaar.  Ondertussen is het duidelijk dat dyslexie geen storing is van hoogbegaafden (alleen viel het bij hen meer op) en werd dit criterium verlaten.  Men heeft het nu over leerstoornissen in het leren lezen en/of spellen, zonder dat in principe andere gebieden van de ontwikkeling vertraagd hoeven te zijn. In Vlaanderen (en ook in Nederland) gebruikt men nu het achterstandscriterium en het resistentiecriterium: achterstand (t.o.v. leeftijdsgenoten); hardnekkig (didactische resistentie) en daarnaast exclusief (niet te wijten aan omgevingsfactoren).

Tot op vandaag is er echter nog geen eenduidige en fysiek vaststelbare oorzaak van dyslexie ‘ontdekt’. De oorzaak van dyslexie wordt vanuit verschillende invalshoeken bestudeerd:

  

-Er is de hypothese dat dyslexie erfelijk zou zijn want het komt vaak voor bij diverse leden van dezelfde familie. Uit erfelijkheidsonderzoek blijkt dat een kind van een dyslectische ouder ongeveer één kans op twee heeft om ook dyslexie te ontwikkelen. Er worden genetische factoren gesuggereerd maar de vraag is: om welke genen gaat het?

-Daarnaast heerst een brede consensus over het feit dat dyslexie veroorzaakt wordt door een tekort in de fonologische vaardigheid (herkennen en gebruiken van patronen in spraakklanken, lettergrepenstructuur en klemtonen). Personen met dyslexie hebben problemen met het verwerken van snel wijzigende auditieve stimuli, iets wat in het gesproken woord veelvuldig voorkomt.

 -Tenslotte is dyslexie ook neurologisch te beschrijven. Met beeldvormingtechnieken heeft prof. Ghesquière  aangetoond dat er duidelijke verschillen zijn tussen normale lezers en lezers met dyslexie met betrekking tot bepaalde hersenregio’s: onderzoek naar de connectiviteit binnen de hersenen bewijst een functionele disconnectie tussen de hersenzones bij personen met dyslexie.

 Er is dus heel wat onderzoek gaande op heel wat domeinen maar prof. Ghesquière wil niemand valse hoop geven: dyslexie is voor het leven.

  

Boudewijn Cop,

Kreeg de lachers op zijn hand toen hij  vertelde nog slechtere  rapporten te bezitten dan getuige Toon Cox. En evenals Toon zocht hij vertwijfeld naar de verklaring. Ging zelfs

nog aan de slag als postbode, ongeveer het meest penibele beroep voor een dyslecticus dat men zich kan voorstellen. 

Tot op een dag het verdikt viel: dyslexie. Daarnaast zegde spreker ook  nog te kampen met andere fonologische problemen, zoals een ondeugdelijk korte-termijn geheugen, typisch voor dyslectici. Maar door zijn intelligentie en vooral door zijn wilskracht bouwde Boudewijn een schitterende loopbaan uit: eerst als kantooroverste, daarna -omgeschoold tot informaticus- als ICT field-ingenieur bij bPost . Tevens is hij lid van de raad van bestuur van VEERKRACHT, een zelfhulpgroep voor volwassen dyslectici.

Boudewijn Cop is het levende bewijs dat leven met dyslexie iemand ook vindingrijk, volhardend en veerkrachtig kan maken. Deze uitgangspunten vormen dan ook de filosofie van de hulpgroep: je kunt veel meer dan je denkt, zoek naar je krachten en kwaliteiten.

Boudewijn besloot met een niet geheel optimistische boodschap: heeft men dyslexie vastgesteld in een vroeg stadium

dan behoor je tot de gelukkigen (lucky ones). Werd het defect niet gedetecteerd (zoals bij hemzelf) maar kwam je tijdig tot

het besef, dan behoor je tot de sterken (strong ones). Voor alle anderen (unlucky ones) wacht een leven met een laag zelfbeeld.

 

Wim van Rompu, voormalig kabinetsmedewerker van Frank Vandenbroucke, directeur van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding  stedelijk onderwijs Antwerpen (met 150 scholen, academies en centra) staat hij in voor de begeleiding van meerdere scholengemeenschappen. De situatie van het Vlaamse onderwijs is uniek: slechts 15 procent van kinderen met een beperking volgt les in het gewoon onderwijs. Het buitengewoon onderwijs heeft een enorme impact op de onderwijsbegroting (kost driemaal meer dan gewoon onderwijs). Dit gaat ten koste van het inclusief onderwijs, waarbij kinderen met een fysieke en mentale beperking naar een reguliere school gaan.

85 procent van de kinderen met een beperking heeft dus geen toegang tot inclusief onderwijs. Hierdoor is het Vlaams onderwijssysteem niet in regel met het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap.

Het M-decreet is een eerste stap voor de implementatie van het inclusief onderwijs. ‘M’ staat voor â€˜Maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften’. Het betreft een nieuw wettelijk kader dat het recht vooropstelt van leerlingen met een beperking op redelijke aanpassingen in het gewoon onderwijs. Er is gekozen voor een geleidelijke invoering van de maatregelen vanaf het schooljaar 2015-2016 en er komen begeleidende maatregelen.

Momenteel staat het ICF-model (International Classification of Functioning) sterk in de belangstelling. Daarbij wordt het Medisch Defectmodel grotendeels verlaten. Sticordi-maatregelen maken deel uit van het algemeen zorgbeleid ('Sticordi' is een letterwoord voor Stimuleren/ Compenseren  -bv. met leessoftware of  spellingcorrector-/ Remediëren/ Differentiëren en Dispenseren). Het curriculum wordt aangepast:  bepaalde onderdelen van het leerprogramma laat men vallen en waar mogelijk vervangt men deze door iets gelijkwaardigs. De leidraad is MAATWERK.

Als voorbeeld noemde spreker het ADIBib-project dat  leer- en werkboeken van het onderwijs digitaal beschikbaar stelt voor leerlingen met beperkingen in de schriftelijke communicatie.

 

Frans van Dyck (MR Leuven De Dry Tonghen) is als bedrijfarts actief bij Idewe, de grootste externe dienst voor preventie en bescherming op het werk in België. Het doel van een preventiebeleid is om arbeidsongevallen en beroepsgebonden ziektes te voorkomen, alsook om het algemeen welbevinden van de werknemers te verbeteren. Ten onrechte wordt de arbeidsgeneesheer dikwijls beschouwd als de partner van de werkgever, terwijl hij in feite onafhankelijk oordeelt over de geschiktheid van de

werknemer voor een bepaalde job, rekening houdende met de mogelijkheden en de jobvereisten.

Dyslexie is in het bedrijfsleven op dit ogenblik nog een grote onbekende, er zijn nergens cijfers over te vinden. Deze disfunctie kan  trouwens beschouwd worden als een arbeidshandicap –een certificaat is nodig van een universitair centrum.  

Uit zijn betoog blijkt dat Frans de werknemers benadert vanuit een breed perspectief, een visie die hij consequent toepast in het welzijnsbeleid van Colruyt. Bij een aanwerving moet de werkgever de specifieke vereisten van de job kunnen omschrijven; de sollicitant moet op een correcte manier zijn mogelijkheden en beperkingen inschatten. Frans zoekt, samen met de (toekomstige) werknemer, naar de juiste balans tussen functievereisten en mogelijkheden. Denken in functie van mogelijkheden en niet in focussen op beperkingen, is daarbij de leidraad.

 

Het daaropvolgend panelgesprek met Frans van Dyck, Boudewijn Cop, Raymonda Verdyck (afgevaardigde bestuurder van het gemeenschaps-onderwijs GO!), Wim van Rompu en Pol Ghesquière werd gemodereerd door Guy Tegenbos.

 

Vooraleer iets kan gebeuren dient het probleem geattesteerd zijn.  Wim van Rompu betreurde het belang dat daaraan gehecht wordt. Tevens ziet hij ook een sociaal-cultureel aspect: welstellende of goed opgeleide ouders kunnen sneller complicaties onderkennen en externe hulp inroepen.

Voor Raymonda Verdyck dient een sterk buitengewoon onderwijs te blijven bestaan. Men heeft er de expertise die gericht is op competentieontwikkeling. Tegelijk  doet het gewoon onderwijs deuren dicht, in plaats van ze te openen. Er wordt nog te veel de nadruk gelegd op het cognitief element. De opdracht moet zijn: talenten te ontdekken en te ontwikkelen! Maar het leerplan zit daarvoor in de weg, zo wordt gesuggereerd uit het publiek. Individueel bijsturen is daardoor een moeilijke zaak. Raymonda geeft toe dat het een werk wordt van lange adem, maar die paradigmashift zal en moet gebeuren.

Boudewijn Cop ziet een grote taak weggelegd voor de CLB’s die niet mogen nalaten informatie meteen door te spelen naar derden toe. Prof. Ghesquière vreest echter dat dit voor  CLB’s een lastige zaak is, gezien de speciale relatie die zij hebben met een welbepaalde school.  De professor denkt met spijt terug aan de taakleraren, nu vervangen door zorgcoördinatoren die, volgens hem, een soort onderdirecteur geworden zijn; een benadering die hem niet in dank wordt afgenomen door een deel van de toehoorders. De conclusie is nochtans dat aangepast onderwijs en opvoeding DE grote sleutels zijn.

Filip de Vlieghere (MR Knokke-Heist De Blinckaert), wijst dan op personen die op dit ogenblik noodgedwongen ondergekwalificeerde arbeid doen als gevolg van het feit dat hun disfunctie nooit opgemerkt werd en vraagt wat het bedrijfsleven voor hen kan doen. Boudewijn Cop valt hem daarin bij en stelt dat werkgevers dit moeten nagaan. Een heikele zaak, zegt Frans van Dyck want potentialiteit bijhouden gebeurt weing of niet.

Is het aan te raden dat dyslectici bij het solliciteren zich kenbaar maken als dyslecticus? Een vraag waarop geen eenduidig antwoord kan komen, aldus prof. Ghesquière. Misschien wel als je kunt duidelijk maken wat je sterke punten zijn.  Boudewijn huivert echter bij die gedachte: je stelt je dan zwak op want dyslexie is niet bij iedereen  gekend.

 

Met het onderwerp dyslexie sneed de Marnixring een maatschappelijk probleem aan dat zich voordoet bij circa 6% van de bevolking en dat een directe invloed heeft op het gebruik van onze taal.

Dyslectische mensen kunnen net zo goed succesvolle ingenieurs of architecten worden. Genieën zoals Leonardo da Vinci, Einstein en Rodin hebben dit ten overvloede bewezen. Dyslectici verdienen erkenning. De Marnixring neemt de taak op zich om deze kwestie onder de aandacht te brengen van het bedrijfsleven en van de politici.

 

Verslag: Marc Bulté

Algemeen Verslaggever

 

Over dit bericht

Ring:
MRIS

Gepubliceerd op:
24 december 2014 12:15